“Noorwegen, met 4 miljoen inwoners, koopt er 52″

Geplaatst op 26 september 2013 | Dossier: Het project | Vrede & veiligheid |

Printen Mailen

In het weekblad Elsevier (27 september) geeft Eric Vrijsen commentaar op de toekomstnota van Defensie. Ook gaat hij in op het kabinetsbesluit om 37 F-35’s te kopen.

Minister Jeanine Hennis (VVD) van Defensie noemde het haar ‘Toekomstvisie’. Maar de beleidsnotitie met de stoere titel In het belang van Nederland inventariseert vooral de deprimerende toestand in de krijgsmacht: die bespaart nog eens 350 miljoen euro en haalt – als pleister op de wonde – 37 jachtvliegtuigen binnen.

De PvdA-achterban fulmineert tegen de JSF’s. Maar Noorwegen, een land met 4 miljoen inwoners, koopt er 52. Laat niemand dus doen of het kabinet Rutte in een vlaag van grootheidswaan een gigantische luchtvloot laat aanrukken. De 37 toestellen zijn nodig voor beveiliging van het eigen luchtruim plus NAVO-verplichtingen. Zit alles mee, dan blijven 4 JSF’s over voor luchtsteun aan grondtroepen.

Tijdens de Koude Oorlog spraken NAVO-landen af om 3 procent van hun inkomen te besteden aan verdediging. Nederland dook daaronder en liftte dus mee op de rug van de Verenigde Staten en andere bondgenoten. Na 1989 verlaagden kabinetten veertien keer het defensiebudget. De soldaten hergroepeerden zich tot een snel inzetbare strijdmacht die tot ver buiten het NAVO-gebied kon opereren. Met grote energie zetten landmacht, luchtmacht en marine zich aan de nieuwe taak van het bevorderen der internationale rechtsorde.

Maar de prijs is hoog: voor de doorsnee Nederlander is de krijgsmacht inmiddels een ver-van-mijn-bedshow. Een peperdure hobby van rechts. De gedachte dat Nederland nog ooit vanuit het buitenland in zijn bestaan wordt bedreigd, komt eenvoudig niet meer op.

Het vorige kabinet zou tot 2015 1 miljard euro bezuinigen op Defensie. Hennis doet daar nog eens 350 miljoen bij. Zij accepteert geen nieuwe ingrepen meer, zegt ze. Maar als andere departementen moeten inleveren, zal Hennis ook wel weer kaasschaven.

De minister noemt Defensie ‘geen luxe, maar noodzaak’. En inderdaad, de zevende handelsnatie ter wereld moet met fregatten zeeroutes beveiligen en met straaljagers het luchtruim bewaken. Maar de treurige praktijk is dat Hennis opnieuw een infanteriebataljon schrapt. Dat is niet alleen wrang voor de militairen van deze eenheid die eerder in Uruzgan dienden. Het is ook roekeloos.

Nederland steekt tientallen miljarden in dijkverzwaring en klimaatbeleid, want eens in de tienduizend jaar kan zich een watersnood voordoen. Maar wie de ontwikkelingen in bijvoorbeeld Noord-Afrika volgt, bekruipt het gevoel dat Nederland de pantser-infanterie veel eerder nodig kan hebben dan al die dijken. In mei 1940 verdedigden de mariniers in Rotterdam vrijwel tot de laatste man de Maasbruggen. Nu schrapt Hennis hun Van Ghentkazerne. Het is spotten met de geschiedenis.

De minister kapt geen complete wapensystemen weg, maar snoeit alles naar een minimumniveau. Dat houdt eenheden in stand, al worden hun operaties van beperkte duur. Kennis van wapensystemen blijft gelukkig behouden. Met het oog op de onzekere toekomst is dat van belang. Schrap je een onderdeel, zoals eerder de tanks, dan raak je de expertise definitief kwijt. Blijf je ermee sprokkelen, dan kun je de knowhow desnoods weer snel opbouwen.

Maar het nadeel van het ontwijken van scherpe keuzes is dat de organisatie topzwaar wordt. De overhead van commandanten en generaals blijft hetzelfde, maar het aantal wapens en soldaten krimpt. Veel opperhoofden, weinig indianen. Het is geen goed perspectief.

(bron: Elsevier, 27 september 2013)

 

Lees meer over:

Deel dit artikel:

Terug naar boven
Tweets by @nifarp

Dossiers